4e zondag van de advent (jaar A)

Het was pas ná de dood van Jezus dat voor zijn volgelingen ten volle duidelijk was geworden wie hij geweest was en wat hij betekend had. Wie was die gedreven man? Wie was die liefdevolle figuur? Wie was Jezus nu eigenlijk geweest? Na zijn dood hebben zijn volgelingen gesproken over wat ze beleefd hebben met hem. Ze hebben samen herinneringen opgehaald aan wat hij voor hen en voor zovele mensen had gedaan. Ze hebben zijn uitspraken terug opgediept. En vooral: ze hebben elkaar verteld hoe sterk de figuur van Jezus hun leven op dat moment verder inspireerde. Welnu, de herinnering aan die fantastische belevenissen met Jezus hebben de evangelisten, jaren nà de feiten, vastgelegd in hun evangelies, ten dienste van de eerste christelijke gemeenschappen. Niet als een exacte droge geschiedschrijving, maar als een enthousiaste vertelling om te begeesteren. En de rode draad die door dat enthousiasme loopt, is onmiskenbaar: Hij is de Messias. Hij is Zoon van God. Hij leeft.

3e zondag van de advent

Johannes zit in de gevangenis. Dat komt er van wanneer je de mensen van aanzien de mantel uitveegt. Het zal hem ook zijn hoofd kosten. Hij blameert  “en plein public” Herodes Antipas die de vrouw van zijn broer Filippus geschaakt heeft. Hij trekt van leer tegen de priesters, die zakkenvullers. Johannes klaagt aan dat er zo weinig gerechtigheid is. Zo weinig barmhartigheid. Dat wees en weduwe aan hun lot worden overgelaten. Hij revolteert. “De bijl ligt al aan de wortel van de boom. Iedere boom die geen vruchten draagt wordt omgehakt en in het vuur geworpen”. U begrijpt het: Johannes staat aan de Klaagmuur. Hij kan niet overweg met zoveel schijnheilig gedoe.

Jezus heeft respect en bewondering voor Johannes. Hij zegt dat hij de grootste profeet is tot nog toe. Nog nooit was iemand zo gedreven en eerlijk en trouw aan de traditie als hij. En tegelijk zegt Jezus dat de kleinste in het rijk der hemelen groter is dan hij. Vreemde uitspraak is dat. Enerzijds wordt Johannes  door Jezus geprezen: hij stelt het onrecht in zijn dagen onverbloemd aan de kaak. Zo hoort het ook voor een profeet. Anderzijds begrijpt Jezus dat Johannes wellicht in de greep is van de ontgoocheling. Dat hij vooral opnieuw orde op zaken wil, uitroeien wat onrecht is, recht zetten wat krom is. De joodse identiteit trouw zijn.

En nu, tot in de gevangenis toe, verneemt hij allerlei geruchten over die Jezus. Positieve klanken: dat is duidelijk. Maar ook, dat Jezus er een eerder permissieve houding op na te houdt wat de beleving van de wet betreft. En inderdaad. Jezus geeft een eigen invulling aan de joodse identiteit. Hij gaat om met tollenaars en publieke vrouwen. Hij treedt de sabbat met voeten. En hij zoekt contact met heidenen. Het is allemaal niet erg kosjer volgens Johannes. En dus stuurt hij zijn leerlingen met de vraag wat hij zinnens is te doen. Of hij een einde komt maken aan de beroerde tijd waarin ze leven. Samen met zoveel joden kijkt Johannes uit naar een bevrijder. In elk geval een sterke leider. Iemand met groot gezag. Zo denkt ook Johannes.

Tegen deze achtergrond moet het optreden van Jezus ontgoochelend zijn. Hij is vooral begaan met de doodgewone behoeften van mensen. Dat er zorg is voor zieken, dat doven en blinden niet aan hun lot worden overgelaten, dat de armen goed nieuws mogen horen. Dat kan toch niet cynisch bedoeld zijn. Wat Jezus hiermee zegt is niets anders dan dat de profetie van Jesaja (Jes 61,1) nu in vervulling gaat. Dat is absoluut niet wereldschokkend. Zoals ook Jezus niet de imposante held is waar velen naar uitkijken. Jezus brengt in geen geval een herstel van de oude orde. Hij brengt iets nieuws, dat tegelijk zo oud is als de menselijke verzuchting naar vrede en gerechtigheid.  

Anders dan Johannes kijkt Jezus naar de toekomst. Wat voorbij is komt nooit terug. Hij wil vooruit kijken. De mogelijkheden grijpen die zich aandienen. Het is vandaag niet anders. Er is veel waarover mensen treurig en zelfs kwaad kunnen zijn, een groot gevoel van onmacht. De complete onzin van de oorlog. Zoveel ellende en ondraaglijk lijden. De leugens die de wereld worden ingestuurd. Het toedekken van financieel gesjoemel ten nadele van hen die nu reeds tekort hebben. De waslijst lijkt eindeloos.

Er is wellicht inspiratie te vinden bij de onlangs overleden rector van de universiteit Brussel: Caroline Pauwels. Zoals iedereen beseft zij ook dat er veel onopgeloste problemen zijn. Maar zij weigert te berusten in de onmacht. Je kunt, zelfs in donkere dagen, naar de toekomst kijken. Niet om de problemen toe te dekken. Maar om ondanks alles, positief in het leven te staan. Ook dat is macht. Zij het een andere macht dan de muren die her en der worden opgetrokken om eigen belangen te beschermen. Wij hebben de macht om onze energie te investeren in wat wél mogelijk is. Het is de visie van C.P. die aansluit bij het possibilisme. Laat ons zoeken naar wat mogelijk is en daarin investeren. Muren die mensen buiten sluiten zullen er altijd zijn, maar we hoeven ons daardoor niet lam te laten slaan. Er is creativiteit, macht, die muren kan ondergraven. Er zijn zoveel mensen in allerlei sectoren die het beste van zichzelf inzetten: het is de macht om niet op te geven. Dat mag je een adventshouding noemen. Dat we het verlangen naar een goede wereld diep in ons hart, levend houden. En dat we tegelijk oog hebben voor wat haalbaar is. Mag het een wens zijn die we met elkaar delen.

Laten we die verwachting ook uitzingen: neerdalen als dauw uit de hemel: 358.

.

 

2de Zondag van de Advent

Al meer dan vier eeuwen had in Israël geen profetische stem meer weerklonken. Tot plots de stem van Johannes de Doper roept in de woestijn. “Adderengebroed! Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen. De wan heeft God in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren. Bekeert u!” Eeuwenlang hebben deze zinnen allicht vele christenen bang gemaakt. Zoals een hedendaags filosoof het uitdrukt: “jullie verkiezen een God die tiert, de wenkbrauwen gefronst uit haat, het voorhoofd geplooid, de bliksem in de hand, een vreselijke Vader”. Sommige profeten gebruiken nog steeds dit soort taal in een poging te overtuigen door angst voor God in te boezemen, in een poging te bekeren door de ander steeds in te sluiten in een dynamiek van zonde. Maar is de zonde wel van deze orde?

1ste Zondag door het jaar

Vandaag gaan we opnieuw de advent in. De donkerste weken van het jaar. We prijzen onszelf gelukkig dat na de duisternis van de winter het licht van de lente opnieuw doorbreekt. De natuur leert het ons. Zij spreekt van sterven en opnieuw geboren worden. Gedurende eeuwen hebben mensen hierop vertrouwd. De natuur als betrouwbare gids, als hoop op een nieuw begin. Vandaag echter lijkt niets nog zeker. We weten niet of de natuur nog te vertrouwen is. Ons hart krimpt ineen bij de vele overstromingen, bosbranden en epidemieën die ons teisteren. Bij elke natuurramp wordt ons vertrouwen op de proef gesteld.

34de Zondag door het jaar

En hij zei: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Over deze bekeerde dief zijn vele legendes geschreven. Een van die legendes maakt van hem een soort Robin Hood (= Hoed) die stal van de rijken en de vergaarde buit herverdeelde onder de armen in de streek. Maar de mooiste van al die legendes is ongetwijfeld de volgende: bij de vlucht naar Egypte, aan het begin van Jezus’ leven, werden Jozef, Maria en Jezus aangevallen door een bende rovers. De zoon van de roverhoofdman stond versteld van de goedheid die het kindje Jezus toen al uitstraalde, weigerde hen aan te vallen en besloot zo de hele familie te redden. Terwijl hij het kind op zijn arm droeg, zei hij tot hem: “gezegend kind, als ik op een dag om jouw erbarmen smeek, herinner je je mij dan, en vergeet dit moment niet”. De legende vertelt ons dat het deze jonge rover is die zich bekeerde op Golgotha. Deze keer is het Christus die hem redt. Hij was hem niet vergeten.

33de Zondag door het jaar

 

Lieve mensen,

Het einde van het kerkelijk jaar is bijna afgelopen. Vandaag is het de voorlaatste zondag. Aan alles komt een einde. Geen steen zal op de andere blijven. Oorlogen, rampen, hongersnood, epidemieën zullen er zijn. Men zal u vervolgen. Wil het evangelie ons angst aanjagen? Ik weet het niet. Alles wat ik daarnet heb gezegd gebeurt vandaag de dag nog steeds en dichterbij dan wij zouden wensen. Onze kranten, journaals altijd slecht nieuws. Ook in ons eigen leven kan ellende toeslaan: ontslag op werk, ziekte, geldgebrek, altijd ruzie in het huishouden enz…. Hoe moeten we verder? Op zo’n momenten kan je wellicht de muren oplopen, je bent echt wanhopig. En nu…en nu…

32e Zondag door het jaar

Misschien hebben Jehovah's Getuigen al bij u aangeklopt: die mensen die altijd in paren rondlopen en op zondag bij u thuis komen op een tijdstip waarop wij meestal altijd op mysterieuze wijze iets dringends te doen hebben! Als u ooit met hen moet praten, is er een radicale oplossing om uw vergadering heel snel te beëindigen... U kent het misschien wel. Praat gewoon rustig met hen over “bloeddonatie”, want daar willen ze niets over horen.

Allerheiligen

Vandaag staan we stil bij het mysterie van leven en dood. Het leven is een wonder. Wij komen uit het niets.Maar nu zijn we er. We krijgen een leven met kansen en mogelijkheden maar ook met moeilijkheden en weerstanden.

30de Zondag door het jaar

Lieve mensen,
Vandaag moeten we ons afvragen of we een Farizeeër of een tollenaar zijn.  Vinden wij onszelf als gelovige zo goed bezig dat we denken dat we meer zijn dan een ander? Zal God voor ons de rode loper leggen om ons te ontvangen? Ja, misschien met jouw berekenende liefde, maar als er nu iets is wat in het leven nooit kan berekend worden dan is het de liefde. Wat is het verhaal? De ene biddend man is een Farizeeër. Over het algemeen zeer vrome mensen. Besef wel dat ons beeld over de Farizeeën gekleurd is door spanningen die er waren in de eerste kerk. Deze vrome mannen moeten de Thora hertalen naar het dagelijkse leven met regels en voorschriften. Mensen die aan anderen vertellen hoe ze moeten leven, worden natuurlijk wel verondersteld dat ze zelf een voorbeeldfunctie vervullen.

31ste Zondag door het jaar

De meesten onder ons komen al lang niet meer tijdens het weekend naar de kerk, alleen omwille van de zondagsplicht. Het is een vrije keuze geworden. We komen hier samen om gesterkt te worden in ons geloof, om ons te laten inspireren door het woord van de Schrift, om even halt te houden in ons leven en te zoeken naar wat er echt toe doet. Wat ons daarbij samenbindt als gemeenschap, onze communio, is de levende aanwezigheid van de Heer in ons midden. Elke week worden hier ook teksten voorgelezen ter overweging of ter bemoediging, of verhalen waarin we onszelf kunnen herkennen, of spreuken van levenswijsheid. Vandaag hebben we weer geluk. De boodschap die ons vanuit de lezingen toewaait, doet deugd.

29de Zondag door het jaar

Ze had alles om gelukkig te zijn, en dat was ze ook. Enkele maanden geleden is ze heengegaan, geruisloos, al ware het te vroeg. Maar ze was zo sereen, in vrede, met haarzelf en met God, ondanks dat ze graag had gewild dat het leven, haar leven, nog even zou zijn verdergegaan. Op een herfstavond bereikte haar het nieuws, koud en brutaal, als een dolkstoot in haar hart. Er sijpelde als een straaltje bloed langzaam uit haar, tot ze geheel uitgeput en ‘op’ was. Er kwam een tijd van opstand, van een schreeuw van lijden, een tijd van ‘waarom ik ?’.

28de Zondag door het jaar

Verbaasd, Jezus is verbaasd: de enige melaatse die teruggekeerd is om hem te danken is een Samaritaan. Het is wel verbazend. De Samaritanen en de Joden hebben niets met elkaar te doen. Ze leven naast elkaar alsof de andere niet bestond. Het is de koude oorlog. Ten minste ze zijn met elkaar, en dat is maar best. De Samaritaanse vtouw had hetzelfde ervaren met Jezus. Hij zat op de drempel van de put en vroeg haar water. “Wat ! schreeuwde ze, gij spreekt tot mij alhoewel ik een Samaritaanse ben”.

27de Zondag door het jaar

In het evangelie richt Jezus zich tot zijn leerlingen. Hij gebruikt een beeld dat moet illustreren welke houding van de leerlingen verwacht wordt. En dat valt echt niet mee. Hij gebruikt het beeld van knechten die tot het uiterste onderdanig zijn aan hun meester. Tot in het absurde. Want zo  voelen wij dat aan. Geen woord van dank of waardering. Niemendal. En de knechten lijken dat zomaar te slikken. “Wij zijn maar knechten wij hebben enkel onze plicht gedaan”. Is dat geen slaafse onderdanigheid? Is het dat wat Jezus verwacht van zijn leerlingen?

26e Zondag door het jaar

Beste zusters en broeders,

Als student werkte ik in een rusthuis van de zusters-ursulinen. Wanneer één van de bewoners op sterven lag, droegen de zusters een klein flesje champagne aan. Een soort wattenstaaf werd in de drank gedoopt, en daarmee werden de lippen bevochtigd van de stervende, die meestal zelf niet meer kon slikken. Zo werd het wrange, droge gevoel even verdreven door iets fris, prikkelend en smaakvol. Een mooi gebaar van tedere medemenselijkheid, net voor de drempel van dit leven voorgoed wordt overschreden. In het Evangelie van vandaag – even schrikken – wordt net zo’n gebaar geweigerd. Abraham weigert Lazarus naar de rijke in de hel te sturen, zodat deze zijn vingertop in water zou kunnen dopen om er de mond van de gekwelde mee te verfrissen.

Waarom is het oordeel over de rijke zo hard? Toegegeven, hij liep graag rond in mooie en dure kledij, en vierde veel feest. Maar dat op zich is toch niet zondig? Wat is dan juist het probleem? Zijn rijkdom heeft de rijke totaal teruggeplooid op zichzelf, heeft hem afgesloten van de buitenwereld, van al wat niet met zijn eigen praal en genot van doen heeft. In de eerste plaats heeft zijn rijkdom hem afgesloten van de arme Lazarus: deze ligt te creperen in de goot, slechts in het gezelschap van wat straathonden, en lijkt niet eens een behoorlijke begrafenis te krijgen wanneer hij sterft. De rijke is zodanig met zichzelf bezig dat zijn blik vertroebeld is voor dit lijden. Hij heeft zo’n grote blinde vlek, dat hij helemaal de middelen vergeten lijkt die hem hadden kunnen helpen de wereld weer scherp te zien, namelijk de Wet en de Profeten. De Wet en de Profeten hadden als een bril voor hem kunnen zijn. Ze hadden hem kunnen helpen weer in contact te komen met de lijdende werkelijkheid om hem heen. Pas wanneer de vlammen aan zijn tenen kriebelen, lijkt hij dit te beseffen. Hij smeekt Abraham om Lazarus met een waarschuwing naar zijn broers te zenden, die blijkbaar evenzeer met zichzelf bezig zijn als hij dat is geweest. Abraham weigert: ook zij hebben toch de Wet en de Profeten. Het komt er met andere woorden voor hen op aan maar even die bril op te zetten, zodat hun eigen vertroebeling weer helder wordt gesteld. De rijke dringt echter aan: als Lazarus, opnieuw tot leven gewekt, de waarschuwing zou overbrengen, dan zal dit toch veel meer indruk maken dan wat oude, stoffige boeken! Maar Abrahams antwoord is definitief: “Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden als er iemand uit de doden opstaat”.

25de Zondag door het jaar

Het evangelie van deze zondag wordt traditioneel "het kruis van de prediker" genoemd! 
Je moet toegeven dat deze gelijkenis verwarrend is, zelfs schandalig. 

In de titels die aan dit verhaal gegeven zijn, 
wordt in sommige edities van de Bijbel gesproken over “de gelijkenis van de voorzichtige rentmeester”. Anderen zeggen “de onrechtvaardige rentmeester”. Kortom, ik moet bekennen dat ik niet goed weet welke les ik uit dit verhaal moet trekken! 


24de Zondag door het jaar

God is zoals de herder of de vrouw van het evangelie van vandaag: altijd op zoek van ons. Dat ben ik niet, altijd op zoek van bepaalde mensen. In tegendeel ben ik er blij als zij ver van mij zijn. Die hebben mij slecht gedaan. Ik kan hen niet vergeven. Het zou beter zijn als zij niet meer deel van mijn leven zouden zijn, maar ze zijn daar en ik kan hen niet vermijden. Daarom ben ik hoffelijk met hun, maar koud. Ik hou altijd met hen een gezond afstand. Ik ben zeker niet alleen in die toestand. In vele families en in vele werkplaatsen moeten vele mensen leven met andere mensen die zij ten minste niet graag hebben, of zelfs met wie zij een lastig verleden moeten dragen.

23de Zondag door het jaar

Misschien bent u wel de draad kwijt geraakt tijdens de lezing uit Lucas. Het was ook echt een allegaartje. Om te beginnen Jezus’ woorden over lijden en het kruis. “wie zijn kruis niet draagt kan mijn leerling niet zijn”. Het is een woord dat in het verleden vaak op pijnlijke manier is misbruikt geweest. Hoeveel menselijke miserie is hiermee niet goed gepraat. Je mocht je kruis niet uit de weg gaan. Wàt dat kruis ook was: ziekte, armoede, sociale uitsluiting, vernedering. Het was nu eenmaal het kruis dat je van Godswege was gegeven. Jezus was je daar toch in voorgegaan. Als hij op een kruis was gestorven, hoe zouden wij dan ons lijden uit de weg gaan.

22de Zondag door het jaar

Wie kent niet de koortsachtige voorbereidingen van de maaltijd op een trouwfeest? Wie wordt er uitgenodigd en wie niet? Wie zetten we naast wie? Nonkel Jef kan niet naast tante Marie zitten, want die spreken al lang niet meer met elkaar. En wie gaan we aan de ere-tafel zetten, bij de trouwers en hun ouders? Ook het afroepen van de aanwezigen moet volgens een strikte volgorde gebeuren, en zeker de bediening van de tafels. Er is een duidelijke code die cultureel of volgens een strikte etiquette of zelfs per familie vastligt. Het gebeurt dat de trouwers zich daar niets van aantrekken en hun goesting doen. Met de nodige conflicten tot gevolg. Soms levert het niet naleven van etiquette-regels zware diplomatieke incidenten op. Herinner je het stoelincident met Ursula von der Leyen in Turkije. Grof en beschamend. Hoe dan ook, iedereen van ons is gevoelig voor de plaats die hem of haar toebedeeld wordt, zeker aan tafel. En op de eerste plaats zijn we gevoelig voor het feit dat we er sowieso mogen bij zijn of niet. Niet uitgenodigd worden als je het verwacht, is erg.

21de Zondag door het jaar

Jezus heeft het over de smalle deur die toegang geeft tot het koninkrijk van God. Het koninkrijk van God: wat kunnen we ons daarbij voorstellen?  Is dat: een groot groen landgoed in Engeland met wekelijkse jachtpartij, of een blauwe hemel in Zuid Frankrijk met een pastis in de schaduw van de platanen. Het rijk Gods is geen territorium. Ook geen groot kasteel. Er is geen koning of keizer die het daar voor het zeggen heeft. Het rijk Gods bestààt niet, als zodanig. Het is veeleer een gebeuren. Het gebeurt onder mensen. Hier en daar. Als een zeldzame bloem die hier of daar de kop opsteekt tussen de straatstenen. Het nieuwe leven dat zich toont. Wie het merkt komt onder de indruk van de schoonheid ervan en tegelijk van de kwetsbaarheid. Dat nieuwe leven heeft alles te maken met wat we rijk Gods noemen.

Maria Tenhemelopneming

Wat een intrigerend beeld in die eerste lezing: een vrouw, bekleed met de zon en de maan aan haar voeten, en een kroon van twaalf sterren. Mysterieus is dat. Toch is de kern van de zaak vrij duidelijk. Het boek Openbaring waaruit de tekst is genomen, is geschreven omstreeks het jaar 100. De eerste christenvervolgingen zijn reeds losgebarsten in Rome, en men voorvoelt dat het ergste nog moet komen. De verteller schildert in vreeswekkende beelden de botsing tussen de heersende samenleving en de kleine groepen christenen. Het stelt deze botsing voor als een strijd op leven en dood.