Jezus moet een uitstekend verteller geweest zijn die de kracht van verhalen inzette om mensen te bewegen naar een samenleving waar het voor allen goed om leven is. De evangelisten op hun beurt zijn onmiskenbaar goede vertellers, getuige de passage uit Lucas die we vandaag beluisteren.
We nemen de tussenliggende verzen -die we vandaag niet lezen- mee in deze overweging. Die context is nl. interessant voor een goed verstaan van het overbekende verhaal van de Verloren Zoon.
Lucas begint hoofdstuk 15 met overdrijvingen: ‘Telkens’ – dus ‘altijd’- kwamen ‘alle’ (alle!) tollenaars en zondaars naar Hem luisteren. ‘De’ Farizeeën en Schriftgeleerden (dus niet x en y maar ‘de’, dus ook ‘alle’) spraken er schande van. Dat moet een enorme menigte geweest zijn. Iedereen wordt ahw betrokken bij het gebeuren.
Het gemor van de Thorakenners doet een stevige reactie en boeiende discussie verhopen.
Niets daarvan. Jezus verdedigt zich niet, geeft geen tegenargumenten, gaat niet in discussie.
Hij vertelt drie verhalen.
Een man met honderd schapen verliest er één, een vrouw verliest één van haar tien drachmen en een vader met twee zonen – het evangelie van vandaag-… die verliest ook, zij het op een andere manier, één die tot nadenken stemt.
Jezus vertelt drie verhalen en neemt zijn toehoorders mee in drie dynamieken.
- Ten eerste voert hij de dynamiek van verliezen op tot een crescendo. Het verlies wordt telkens groter: één van je honderd schapen verliezen, een tiende van je drachmen, de helft -of meer/minder?- van je mannelijk nageslacht. Een spannende verhaalboog.
- Vervolgens steekt hij een dynamiek in het zoek- en vindproces. Verliezen, zoeken, vinden loopt uit in blijheid en vindt haar hoogtepunt in het samenroepen van vrienden/vriendinnen en buren om in die blijdschap te delen.
- Tot slot beoogt Jezus met deze parabel een dynamiek in de betrokkenheid: de luisterende farizeeër of Schriftgeleerde is geen herder en nog minder een vrouw. Hij kan dus onbevangen naar verhalen over schapen en drachmen luisteren. Maar mogelijk is die Thora-kenner wel een vader… mét zonen… en wordt de betrokkenheid groter bij het derde verhaal.
Tussen verhaal één en twee consolideert Jezus de blije ervaring: “Zo zeg ik u, zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben” en “zo zeg ik u, is er blijdschap bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert”.
De verhaaldynamiek wordt stevig verankerd in de gelovige roots van de toehoorders: Hemel, God en engelen zijn betrokken partij.
Hoe landt het derde verhaal - het evangelie van vandaag- bij die vrome toehoorders? De Thora-kenners zijn meegenomen in een verhaaldynamiek van verliezen, zoeken, vinden en gedeelde vreugde om het vinden van schaap en drachme. Herders en vrouwen, twee groepen waarmee ze zich niet onmiddellijk identificeren. Mooie verhalen waarmee je spontaan instemt en ahw weggevoerd wordt van je schande spreken over Jezus die met zondaars eet.
Maar nu? Nu gaat het over iemand die ze van nabij kennen: een vader met zonen… die kunnen ooit verloren lopen of doen het al… Afstandelijk luisteren lukt niet meer, dit verhaal zou ook over hen kunnen gaan. Deel ik als vrome toehoorder en Thora-expert de dynamiek van verliezen, zoeken, vinden, blij zijn en die vreugde delen?
Ik word niet geholpen door Jezus die verwijst naar hemel, God en engelen… Ik sta zelf midden in het verhaal.
De vader in de parabel ziet zijn zoon van ver, loopt op hem toe, valt hem om de hals. Met het schaap en de drachme ben je niet ‘on speaking terms’, met de jongste zoon wel: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u”. Maar het is deze vader niet om de schuldbekentenis te doen. Hij is onvoorwaardelijk blij dat zijn zoon terug is. Dat is al duidelijk vóór de zoon spreekt én op de bekentenis van de zoon volgt zelfs een snelle ‘maar’ van de vader die opdracht geeft voor een feest.
De houding van de oudste zoon daarentegen is weinig hoopgevend: hij is boos en wil niet in de vreugde delen. Hij ontkent zijn relatie met de betrokkene: ‘die zoon van u’, niet ‘die broer van mij’. De vader herstelt de relatie: ‘die broer van jou was dood en is weer levend geworden, we moeten feestvieren en blij zijn. Hij was verloren en is teruggevonden’.
Hier laat Lucas ons in de steek. Hij vertelt niet of en hoe de oudste broer op de vaderlijke poging reageert en vertelt evenmin of het gemor van de Thorakenners gekeerd is…
Dit open einde is de kern van het parabel-vertellen: toehoorders uitnodigen tot het innemen van een standpunt: en gij, wat zoude gij doen? Reageer je als de vader of als de oudste broer?
Het verder verloop van Jezus’ leven geeft het antwoord: er wijzigt niets in de opstelling van de joodse wetsgeleerden. Lukas laat nog gelijkenissen en gebeurtenissen volgen waar zondaars tegenover farizeeën komen te staan. En al herbevestigt Jezus bij herhaling dat de Mensenzoon gekomen is om te zoeken en te redden wat verloren is. Het is olie op het vuur. Over enkele weken laten ze Jezus arresteren, folteren en terechtstellen.
Ons identificeren met de jongste zoon is dan weer hartverwarmend. Hoe bevrijdend is het om te mogen vertrouwen dat iemand ons met open armen ontvangt, ons een fout verleden niet aanrekent maar oprecht blij is omdat we terugkeren?
Ook Paulus, in de tweede lezing van vandaag, beklemtoont dat God ons de boodschap van verzoening heeft toevertrouwd en in Christus de wereld met zich verzoend heeft zonder de mensen hun overtredingen aan te rekenen.
Laat ons bidden dat in tegenstelling tot Jezus’ toehorende Thorakenners wij wél instappen in de dynamiek van inkeer en ommekeer. Dat maakt de kern uit van de veertigdagentijd. Toch?