Op wandeling met de jongste kleindochter vorderen we langzaam. Onder de vele herfstbladeren ontdekt ze voortdurend bijzondere blaadjes en kleuren: een bruingeel eikenblaadje met een groen gebleven lob, een knalrood blaadje met oranje spikkels, een geel perkament-dun exemplaar waar doorheen ze een piepklein oranje blaadje ziet, enz.
Zij laat ons -ook letterlijk- stilstaan bij datgene waaraan wij achteloos voorbij gaan. Zij geeft aandacht en daardoor bestaansrecht aan het ongeziene en roept ons verlangen wakker naar die verloren verwondering.