Het rommelt al enkele hoofdstukken in het evangelie van Johannes. De Joden zijn er op uit om Jezus te doden, ook wie vrijuit over Hem spreekt, vreest represailles. De spanning is te snijden.
Na een eerdere genezing van een man die al achtendertig jaar lam was, geneest Jezus opnieuw een langdurig zieke -blind van bij de geboorte- Hij doet dat weer op sabbat en opnieuw met duidelijke afwijzing van de band tussen ziekte en zonde. Evangelist Johannes wrijft het er nog eens goed in: het wettisch optreden van de Farizeeën staat lijnrecht tegenover Jezus’ bevrijdend optreden.
Op het eerste zicht vertelt Johannes een wonderverhaal volgens het gekend literair stramien in de eerdere evangeliën. Maar schijn bedriegt.