Het is voor ons niet vanzelfsprekend een ‘gekruisigde' én een 'verrezene' te belijden. Dat was het voor degenen die zo nabij betrokken waren evenmin. De apostelen hebben er lang, heel lang over gedaan om alles wat ze met Jezus hadden meegemaakt, een plaats te kunnen geven in hun leven. De betekenis van wie Jezus vóór zijn dood was geweest en wie hij ná zijn verrijzenis nog steeds was, drong pas heel langzaam en moeizaam tot hen door. Nochtans had Jezus uitvoerig het woord genomen tijdens de laatste maaltijd met zijn vrienden, om wat te gebeuren stond, aan hen te verduidelijken. Tijdens die afscheidsgesprekken legde hij er de nadruk op, dat een leven als het zijne wel moest eindigen in marteling en executie. Dat is de consequentie van mijn boodschap en mijn liefde, zei hij, ik moet daar doorheen, pas dan kan ik verheerlijkt worden, pas dan kan ik terug naar mijn Vader. Jezus werd tijdens zijn toespraak onderbroken door leerlingen die het nog niet snapten, en er – op zijn zachtst gezegd – niet gerust in waren. Ze bleven met hun angst zitten, ook al had hij hen uitdrukkelijk proberen gerust te stellen.